liefsbeth. liefsbeth.

Blog

New York City Germs

October 11th, 2016

Airco’s blazen langs alle kanten en de dikke, snurkende dame in het stoeltje voor mij laat steeds haar stinkende hoofdkussen op mijn schoot vallen. Met veel geworstel, onaangename geurtjes en weinig woorden rukt ze het terug. De luchtdruk stijgt tijdens het dalen en de druk in mijn sinussen ook. Geland in JFK staat iedereen in elkaars persoonlijke bubbel te drummen om van het vliegtuig te kunnen en behalve de eerste minister, Charles Michel die naar een NAVo-top moet, moeten wij allemaal een halfuur wachten. Terwijl ik mijn gevoelige keel probeer in te duffelen tegen meer bacteriën, dwingt de border controle mij ze af te doen zodat ik mijn terroristenbaard niet kan verbergen.

Ondanks het enorme metronet, is het geen evidentie om van JFK tot in Brooklyn te geraken. Een klein treintje voert ons als geplet vee door buitenwijken van Brooklyn tot ‘Jamaica’ waar een nerveuze kaartjesknipper mij besprenkelt met een confetti van mijn eigen kaartje. Terwijl ik op de metro wacht vind ik geen plekje tussen de kauwgom op de grond om mijn valies neer te zetten. Ik word een beetje ongemakkelijk van de warme oliewalm vermengd met urine die geen uitweg uit de metrogangen vindt. Ondertussen doen de ratten zich te goed aan andere etensrestjes tussen de sporen.

Bovengronds baan ik mij een weg tussen plassen, half gevuld met vers regenwater, voor de andere helft gevuld met afvalresten. Met mijn valies op de rug probeer ik geen overrijpe bananen van de bodegastandjes of één van de vele haastige voetgangers te raken. Na twee en een half uur zeulen kom ik aan in Hannah McCrea’s appartement. Ze heeft het prachtig voorbereid met sleutels, wifi-wachtwoorden en 20 dollar voor mijn eerste Amerikaanse coffee en pizzaslice. Maar ik duik in de uitschuifbare zetel en slaap tot Hannah mij twee uur later in hoogsteigen persoon wekt.

Het weerzien is liefelijk, maar ik voel kroppen in mijn keel en snot in mijn neus en telkens ik een woord zeg schuurt het langs mijn strottenhoofd. Ik besluit mijn woorden beperkt te houden. We gaan naar een comedyshow met vrienden en ondanks de hilariteit dommel ik bijna in. Ik ben zo moe dat ik er tegenop zie om de metro te nemen, dus nemen we een taxi.

Helaas kunnen noch Hannah noch ik fluiten als Carry Bradshaw en worden we gepasseerd door vijf taxi’s. De zesde wordt afgesnoept door een koppel dat recht voor ons springt en Hannah sist nog: ‘You thiefs, that was our cap!’ ‘ Woops, since I live in New York I’ve gotten a little rude.’ excuseert ze zicht tegenover mij.

De ochtend erna is Hannah reeds naar court waar ze met hart en ziel wildplassende ‘criminelen’ uit de gevangenis probeert te houden. Ik hijs me met alle moeite van de wereld om 10AM (geen jetlag dus) uit haar comfortabele zetel. Mijn keel brandt en mijn thee verbrandt mijn tong. Ik ben wat duizelig en op het ritme van de reggaeton in Hannah’s Caribische wijk waggel ik richting een coffeeshop. Ik pers wat woorden tussen mijn ruwe stembanden en kan een heerlijk ontbijt verkrijgen. Maar na mijn brunch leer ik een nieuw woord: ‘hotflashes’. Ik waggel terug, en pauzeer bij elk vapeurke, koop wat anti-bacterie-drankjes in de Walgreens en kruip terug in bed. ’s Avonds gaat Hannah met haar collega’s voor de skyline van Manhattan soccer spelen. Ik ga mee supporteren, maar zonder stem, heeft het weinig succes en ze verliezen pijnlijk.

Mijn snot komt los, mijn keel doet minder zeer, mijn hotflashes zijn gepasseerd. Ik slaap nog tot 10u ’s ochtends, maar kan de dag doorgeraken zonder dutjes. ’s Avonds voel ik mij op en top terwijl we van op een rooftop in Williamsburg foto’s nemen van Manhattan. Helaas moet Hannah een monoloog voeren want ik sta op mute.

Na foto’s van de skyline besluit ik Manhattan te bezoeken en merk dat ik niet de enige ben die nog wat argwaan tegenover de metro’s heeft. Veel mensen houden de palen vast met papieren zakdoekjes. In Target, een gigantische nationale winkelketen, nemen de helft van de kassiersters enkel geld aan met plastieken handschoentjes.

In vergelijking met Manhattan lijkt de Caraïbische wijk van Hannah een bevolkingsdichtheid van het platteland te hebben. Ik worstel me als een kleine mier tussen de anderen en probeer diamanten-, weed- en Chinese horlogedealers van mij af te slaan. Enkel als er een grote oranje kegel met rookpluim in de straat opduikt of een dampkapgat op oorhoogte vers gebakken frituurolie in je gezicht blaast, dan stuiven de voetgangers uit elkaar.

Mijn hese stem maakt plaats voor flems en loogies en een vervelend droog hoestje. Hannah neemt me meer naar misdemeanors in Brooklyn Court. Terwijl de judge de ‘crimineel,’ die 5 mijl per uur sneller reed dan toegestaan, zwaar onder zijn voeten geeft onderbreek ik met een vreselijk storende hoestbui. Hannah geeft het teken even naar het toilet te gaan, waar de druppels van een dollarbiljet, dat een dakloze vrouw aan het drogen is, in mijn gezicht spatten. Terwijl ik een voorgangsters pisdruppels van de bril veeg wordt op mijn deur gebonkt ‘Mam, did you see a guy come in here? Can you open your door please?’ Drie agenten met brede schouders staan voor mijn deur en excuseren zich bij het zicht van een blank mager meisje.

Eens ik terug in de courtroom ben, ben ik mijn plaatsje tussen de public defenders kwijt en moet ik tussen de defendants gaan zitten. De enige plaats die geen verse kauwgom of gemorste koffie bevat is de plaats naast een stinkend oud mannetje dat zijn roes uitslaapt.

Samen nemen we de bus naar huis en de warme airco blaast de geur van urine in ons gezicht en niet veel later kakt de man achter ons in zijn broek. Ik begrijp plots waarom Hannah twee keer per dag douchet.

Zaterdag heeft Hannah vrij en haar beste vrienden voeren ons naar de Rockaways, het jaren vijftig strand waar Marilyn Monroe graag poseerde. Tussen de vlinders en de pleviertjes spreiden we onze stranddoeken. We spelen petanque en drinken een cavaatje. Pas als we een duikje in de witte golven nemen besef ik de geur van putjes. Het water stinkt verschrikkelijk en smaakt viezer dan de Noordzee. De dag daarna besef ik dat de grote inhoud van de New Yorkse riolen hoogstwaarschijnlijk hier gedumpt worden en bovenal, heb ik diarree.

Om 1u ’s nachts in de Nerwark luchthaven, hoest ik de vijf andere overnachters wakker. Om 4u ’s ochtends geeft een dakloze man, die zojuist zijn smoske dat hij uit de vuilbak gevist heeft en half over bank heeft uitgesmeerd, mij een parodie op mijn hoestaanvallen. Ik pak mijn spullen en bij het inchecken richting landelijk Nebraska denk ik, goed dat ik uit deze miljoenen microbenstad weg ben.

Maar ik meen het niet. Want ik apprecieerde de Good Morning  van de weedsmoorders om de hoek. En de rottende bananen waren snel vergeten met de verse meloenen ernaast. De dansende mensen in de straat werkten beter op je humeur dan koffie. Botanische tuinen en grote parken met bootjes en yoga zorgen voor een oase van rust tussen het drukke verkeer. Hannah, haar werk, avonturen en vrienden die New York een heel ander daglicht geven dan de stereotypen van de TV-series. De schaduw van de skyscrapers in Manhattan en de kleine waterfonteintjes langs Brooklynbridge park waren de ideale verfrissing voor een warme Amerikaanse Indian summer.

En zelf de metro brengt je naar elke uithoek van deze elfde grootste metropool op aarde. Als ik dan naar landelijk Nebraska vertrek, ben ik toch met verstomming geslagen door hoe geslaagd en toch ontzettend charmant deze gigantische stad is. Eens tussen de maïsvelden zal ik deze stad en Hannah McCrea nog enorm gaan missen.